Van perspectiefnota 2021 naar begroting 2021

Inleiding

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Om een gestructureerd beeld te geven van de opbouw en het verloop van het meerjarige saldo volgen we onderstaande opzet:

 

Allereerst ziet u in paragraaf 1 het beginsaldo van deze begroting 2021 weergegeven. Dit saldo vindt zijn oorsprong in de perspectiefnota 2021 en vormt de basis waarmee verder wordt gewerkt.

 

In paragraaf 2 schetsen we het beeld van het ontstaan van het begrotingssaldo aan de hand van de zogenaamde mutaties op de uitvoering van het bestaande (dus vastgestelde) beleid.

 

In paragraaf 3 staan we stil bij een aantal specifieke mutaties. Deze specifieke mutaties hebben niet in alle gevallen financiële consequenties, maar ze herbergen wel een aantal mogelijke risico’s of zijn in politiek-bestuurlijke zin zo relevant dat een nadere toelichting nodig is.

 

Tot slot geven we in paragraaf 4 een overzicht van de beschikbare incidentele middelen waaronder de stand van zaken van de (belangrijkste) reserves.

1. Meerjarig perspectief perspectiefnota 2021

Meerjarig saldo perspectiefnota 2021

Terug naar navigatie - Meerjarig saldo perspectiefnota 2021

Zoals u van ons gewend bent, zoeken we in elk van de P&C-documenten in financiële zin aansluiting bij het laatst vastgestelde document. Voor de begroting 2021 betekent dit dat we aansluiting zoeken bij het saldo van de perspectiefnota 2021.

 

(bedragen x €1.000)

2021

2022

2023

2024

Herzien meerjarig saldo perspectiefnota 2021

             225

                15

             104

             349

2. Mutaties bestaand beleid

Conclusies herzien meerjarig saldo na mutaties bestaand beleid

Terug naar navigatie - Conclusies herzien meerjarig saldo na mutaties bestaand beleid

In deze paragraaf treft u een overzicht aan van de verschillende mutaties op basis van bestaand beleid. Dit kunnen autonome ontwikkelingen zijn of zaken waarover reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden. 

 

Mutaties bestaand beleid

2021

2022

2023

2024

Meicirculaire gemeentefonds

 

 

 

 

 - hogere algemene uitkering

             253

             382

             137

              -49

 - inburgering

              -27

              -59

              -65

              -65

 - participatie

            -139

              -79

              -60

              -85

 - voogdij/18+

                12

                12

                12

                12

Nagekomen actualisatie maatstaven

             250

             250

             250

             250

Loon en prijsbijstelling

 

 

 

 

 - maatschappelijke opvang

              -20

              -20

              -20

              -20

 - vrouwenopvang

                -5

                -5

                -5

                -5

 - algemeen

            -125

            -125

            -125

            -125

Ozb

                44

                48

                54

                60

Lagere doorbelasting  Noaberkracht

                22

                22

                22

                22

Omgevings Dienst Twente

            -183

            -183

            -183

            -183

Sociaal domein - regulier

            -250

            -298

            -310

            -246

Sociaal domein - corona

-111

-112

-70

0

Overige kleine mutaties

                27

              -16

                29

                41

Totaal mutaties bestaand beleid

            -252

            -183

            -334

            -393

 

Meicirculaire 2020 - Algemene uitkering

De hogere inkomsten zijn een gevolg van hogere accressen (ontwikkeling van de rijksuitgaven), incidentele compensatie Btw-compensatiefonds (BCF) en mutaties in eenheden en gewichten (aantal inwoners, aantal bijstandsontvangers, etc.). De voorlopige belastingcapaciteit 2020 zorgt voor een verlaging van de algemene uitkering, omdat de gemeentelijke belastingcapaciteit is toegenomen (hogere WOZ- waarden).

 

Het saldo van de hogere algemene uitkering is geen pure “winst”. We dienen rekening te houden met de taakmutaties die benoemd zijn door het Rijk. Taakmutaties zijn middelen die met een bepaald oogmerk aan het gemeentefonds zijn toegevoegd of onttrokken, maar waar geen bestedingsverplichting aan ten grondslag ligt. Wanneer ze nieuw zijn worden ze eenmalig afzonderlijk benoemd om inzicht te creëren waaraan het Rijk meer of minder geld gaat besteden. Maar het uitgangspunt van de gehele algemene uitkering is en blijft dat de middelen vrij aanwendbaar zijn. Binnen de gemeente Tubbergen kennen we de lijn dat voor deze taakmutaties een stelpost wordt opgenomen in afwachting van te ontwikkelen beleid. Zodra door college en raad wordt ingestemd met het ontwikkelde beleid kan een beroep worden gedaan op deze stelpost(en). Indien ervoor wordt gekozen geen beleid te ontwikkelen dan kan de stelpost vrijvallen ten gunste van de algemene middelen of en laste worden gebracht.

 

De taakmutaties die in de meicirculaire 2020 zijn benoemd en die van toepassing zijn op de gemeente Tubbergen zijn:

 

Taakmutatie Inburgering

Per 1 juli 2021 treedt de Wet Inburgering in werking. Zowel de incidentele bijdrage in de invoeringskosten als de structurele bijdrage in de uitvoeringskosten wordt verstrekt via een integratie-uitkering. De benodigde middelen voor de kosten van inburgeringsvoorzieningen worden verstrekt via een specifieke uitkering van het Ministerie van SZW. Het bedrag dat gemeenten in 2020 ontvangen betreft de incidentele bijdrage in de invoeringskosten en wordt over gemeenten verdeeld op basis van het aantal inwoners. De bedragen die gemeenten vanaf 2021 ontvangen betreffen de structurele bijdrage in de uitvoeringskosten. De verdeling van de integratie-uitkering zal naar verwachting in de decembercirculaire 2020 worden bijgesteld, als van zowel het aantal inwoners als het aantal personen met een niet- westerse migratieachtergrond nieuwe gegevens voorhanden zijn.

 

Taakmutatie Participatie

De omvang van de integratie-uitkering Participatie wijzigt door de toekenning van de loon- en prijsbijstelling 2020. De Wsw-middelen zijn geactualiseerd. Deze is gebaseerd op de gerealiseerde omvang van de sociale werkplaatspopulatie (gemeten in standaardeenheden (SE) per betalende gemeente) zoals we die kennen uit het voorgaande jaar en een inschatting van de blijfkansen in de sociale werkplaats. De Wsw-verdeling vanaf 2020 is geactualiseerd met de realisaties van het gemiddeld aantal SE in 2019 en de blijfkansen voor de jaren 2020 en verder.

 

Daarnaast is sprake van wijzigingen in de verdeling van de integratie-uitkering door aanpassing van de drempelbedragen in de verdeling van de middelen Nieuw begeleiding. De drempelbedragen zijn in deze circulaire geïndexeerd vanwege de loon- en prijsbijstelling en zijn € 9.000 in 2020 en € 7.700 vanaf 2021. De drempelbedragen geven weer wat het gemiddelde bedrag is dat in het betreffende jaar beschikbaar is voor de begeleiding van beschut werk. Iedere gemeente ontvangt ten minste budget voor de financiering van de begeleiding van één beschutte werkplek.

 

Taakmutatie Voogdij/18+

De integratie-uitkering Voogdij/18+ kent een systematiek waarbij op basis van historisch zorggebruik (T-2) per gemeente gemiddelde dagprijzen (p) worden vermenigvuldigd met het aantal zorgdagen (Q). Daarmee wordt – ondanks de beperking van gegevens die twee jaar teruggaan - zo goed mogelijk aangesloten bij de actuele kostenverschillen tussen gemeenten. Er zijn nieuwe gegevens (jaar 2019) over voogdij/18+ beschikbaar welke gebruikt zijn voor de verdeling van de bedragen voor 2021. Zoals gebruikelijk zijn deze nieuwe gegevens ook doorgetrokken in latere jaren. In de nieuwe bedragen per gemeente is rekening gehouden met de loon- en prijsbijstelling 2020.

 

Door het gebruik van actuele gegevens en een reservering in verband met afgesproken compensatieregelingen neemt de integratie-uitkering Voogdij/18+ vanaf uitkeringsjaar 2021 met structureel € 38,154 miljoen toe. Deze toename kan grotendeels worden gedekt met de toevoeging van de loon- en prijsbijstelling 2020 aan deze integratie-uitkering. Het verschil van € 17,775 miljoen wordt zoals gebruikelijk onttrokken aan de algemene uitkering, sub cluster Jeugdhulp. Vandaar het geringe effect in de jaren 2021 en verder.

 

Nagekomen mutaties maatstaven

Na ontvangst en analyse van de meicirculaire 2020 heeft het Rijk een aantal maatstaven aan de hand waarvan de algemene uitkering wordt berekend bijgesteld. Dit betekent voor onze gemeente een hogere algemene uitkering. 

 

Taakmutatie loon- en prijsbijstelling sociaal domein

In de meicirculaire 2018 is met ingang van uitkeringsjaar 2019 ± € 7 miljard overgeheveld van de integratie-uitkering sociaal domein naar de algemene uitkering. Voor 2019 is in de meicirculaire van vorig jaar over dat bedrag nog één keer een aparte Loon-Prijs-mutatie (LPO) verstrekt. In deze meicirculaire 2020 gebeurt dat niet meer voor uitkeringsjaar 2020 en volgende. De gemeenten moeten zich redden met het accres. Dat kan ook omdat de uitkeringsbasis 2019 (T-1) waar het accres over wordt berekend met voornoemde € 7 miljard is toegenomen, zodat in absolute cijfers het accres is toegenomen.

 

Dit betekent dat de loon- en prijsbijstelling voor het sociaal domein uit de hogere algemene uitkering van deze meicirculaire 2020 betaald moet worden. Om dus de balans te behouden moet tegelijk met de hogere inkomsten ook de hogere uitgaven worden geraamd, anders reken je je rijk. Structureel wordt rekening gehouden met € 125.000 vanaf 2021. Het jaar 2020 is reeds geraamd in de begroting 2020.

 

Daarnaast speelt m.i.v. 2021 voor het eerst de doorbetaling van de loon- en prijsbijstelling uit het accres aan de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang (€ 20.000 jaarlijks) en vrouwenopvang (€ 5.000 jaarlijks).

 

Ozb

De verwachte inkomst onroerendezaakbelasting valt in 2021 hoger uit dan oorspronkelijk begroot. In het tweede programmajournaal van 2020 is toegelicht dat de inkomst onroerendezaakbelasting voor 2020 hoger was dan begroot en dat de inkomst naar boven bijgesteld werd. Aangezien de inkomst 2020 de basis is voor de berekening van de inkomst voor 2021, valt deze inkomst ook meerjarig hoger uit dan in eerste instantie gedacht. Hierdoor ontstaat ook vanaf het jaar 2021 een voordeel op de onroerendezaakbelasting.

 

Lagere doorbelasting Noaberkracht

De formatie bij team belastingen is eind 2020 met 1,7 fte afgenomen. Het voordeel van deze besparing is vanaf het jaar 2021 volledig ten gunste van Noaberkracht gekomen. Echter worden er door deze besparing ook minder uren besteed aan specifieke producten en raakt de besparing op deze manier de gemeentebegroting. Een deel van het voordeel dat behaald wordt zal daarom vanaf het jaar 2021 ten gunste van de beide deelnemende gemeenten moeten komen. Het betreft hier een bedrag van € 50.000. Voordeel voor de gemeente Tubbergen € 22.000.

 

OmgevingsDienst Twente (ODT)

Vanaf 1 januari 2019 draagt de Omgevingsdienst Twente (ODT) zorg voor de uitvoering van milieutaken voor zover deze betrekking hebben op taken die behoren tot de zogenoemde variant 4. Bij de start van de omgevingsdienst is afgesproken dat de inbreng van middelen bij de dienst wordt gebaseerd op de werkelijk beschikbare formatie (peiljaar 2017).

 

De eerste jaren werkt de ODT met een zogenoemde inputfinanciering. Hierbij wordt de jaarlijkse bijdrage bepaald aan de hand van de ingebrachte formatie. Vervolgens wordt op basis van een jaarplan inzicht gegeven in de verwachtte uitvraag voor dat jaar. Deze jaarplanning wordt doorgerekend op basis van het verwachtte aantal producten en de indicatieve normuren (Twentse norm). De afrekening vindt achteraf plaats op basis van werkelijk bestede uren door de ODT.

 

Voor Noaberkracht betekent dit dat de berekende benodigde formatie jaarlijks meer bedraagt dan er aan formatie beschikbaar is gesteld.

 

Uit de Q2 rapportage van de ODT blijkt dat voor 2020 reeds 80% van de ingebrachte uren zijn gebruikt. Er zijn voor 2020 onvoldoende middelen beschikbaar om alle werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Hierbij is uitgegaan van de huidige inzet, de werkvoorraad die nog bij de ODT ligt en de verwachting van een verdere uitvraag over 2020.

 

De ODT heeft een prognose gemaakt welke producten zij over 2020 nog verwachten te kunnen leveren (mits er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld). Hierbij wordt er vanuit gegaan dat voor toezicht circa 2/3 van de geplande controles kan worden uitgevoerd. Op basis van deze prognose wordt verwacht dat de benodigde uren voor 2020 moet worden bijgesteld naar 13.974 uren. De oorspronkelijke planning gaat uit van 11.892 benodigde uren terwijl in werkelijkheid 9.269 uren beschikbaar zijn.

 

Dit betekent dat het verschil tussen de ingebrachte middelen en de verwachte inzet voor 2020 op basis van de indicatieve uren toeneemt van 2.623 naar 4.705 uur. Dit tekort komt overeen met een bedrag van circa € 385.000. Op basis van de verdeelsleutel gaat het om een bedrag van circa € 168.000 voor Tubbergen over 2020. Hiervan is circa 1.500 uur (€123.000) incidenteel om achterstanden ten aanzien van vergunningverlening/meldingen weg te werken.

 

  Beschikbaar 2020 UP2020 Prognose 2020 Waarvan incidenteel Structureel
Vergunningen 2.511 5.515 6.556 1.500 5.000
Toezicht 4.710 5.321 5.222   6.650
Handhaving 1.065 282 1.260   1.746
Advies 983 774 936   983
Projecten          
Totaal 9.269 11.892 13.974 1.500 14.379

 

Oorzaak toename, samengevat:

  • Toename aantal bodemmeldingen
  • Introductie vormvrije MER beoordeling
  • Toename aantal administratieve controles, controles bodemmeldingen en klachten
  • Uren benodigd voor projecten, niet ingebracht
  • Toename aantal handhavingszaken
  • Uitvoering strafrechtelijke onderzoeken door eigen BOA
  • Toename van uren per product is incl. indirecte uren als administratie, planning en coördinatie; de inbreng betrof alleen directe uren

 

Toelichting

Toename uitvraag ODT

In vergelijking met het peiljaar 2017 is er een toename te zien van het aantal producten dat bij de ODT wordt uitgevraagd zodat structureel meer middelen nodig zijn.

 

Vergunning

Bij vergunningverlening wordt de toename met name veroorzaakt door het aantal bodemmeldingen en vormvrije mer beoordelingen. In de loop van 2017 is het instrument van de vormvrije mer-beoordeling geïntroduceerd. Hiervoor waren destijds geen uren beschikbaar. Ten opzichte van 2017 neemt de uitvraag toe van circa 4.100 naar 5.000 uur. De beschikbare formatie bedraagt 2.511 uur.

 

Toezicht & Handhaving

Voor toezicht is sprake van een toename van het aantal administratieve controles, controles bodemmeldingen en klachten. Verder zijn er geen uren beschikbaar voor het uitvoeren van projecten. Binnen Noaberkracht werden projecten uitgevoerd binnen de uren die vrij kwamen door de zelfcontroles bij de rundveehouderijen. De prognose is dat het project energie in 2020 ca 600 uur vergt. Ook in de komende jaren zullen uren moeten worden gereserveerd voor projecten.

 

Als de ODT het UP2020 zou uitvoeren, rekening houdend met projecten en toename van de producten neemt de uitvraag ten opzichte van het peiljaar 2017 toe van 4.710 naar circa 6.650 uur.

 

Voor handhaving is sprake van een toename van het aantal zaken. In meer gevallen dan voorheen wordt een last onder dwangsom opgelegd. Ook worden strafrechtelijke onderzoeken door de BOA van de ODT uitgevoerd waar voorheen dit in samenwerking met de milieupolitie werd opgepakt.

 

Wanneer het aantal controles conform het uitvoeringsprogramma wordt uitgevoerd zal ook het aantal handhavingszaken toenemen. Verder wordt regio breed een trend zichtbaar dat de ODT op basis van de Landelijke Handhaving Strategie sneller overgaat tot de volgende stap in handhaving. Als gevolg hiervan moet rekening worden gehouden met toename van de structurele inzet van 1.065 naar 1.746 uur.

 

Advies

Voor advies blijft de uitvraag binnen de beschikbare formatie van 983 uur.

 

Totaal

Het uitgaan van de werkelijk benodigde structurele aantal uren van 14.379 afgezet tegen de ingebrachte uren van 9.269 betekent een toename van 5.110 uur. In geld komt dit neer op een bedrag van € 419.000. Het aandeel Tubbergen hierin bedraagt 183.000 structureel.

 

Verschil tussen de werkelijk bestede uren en de beschikbare uren?

De bepaling van de beschikbare formatie voor de taken die zijn overgegaan naar de ODT is gebaseerd op historische cijfers, inschattingen en de Producten en Diensten Catalogus (PDC) 5.0. Deze PDC werd door de netwerk RUD gebruikt om producten onderling af te rekenen en hadden uitsluitend betrekking op de uren in verband met de inhoudelijke toetsing/uitvoering van een product. Voor zover producten binnen de netwerk RUD werden uitgevoerd is de formatie bepaald aan de hand van de PDC 5.0. Voor taken van vergunningverlening die binnen Noaberkracht werden uitgevoerd is uitgegaan van de werkelijke beschikbare formatie, welke lager lagen dan de PDC5.0.

 

In voorbereiding op de ODT heeft de ODT een indicatieve norm opgesteld. Een belangrijk verschil is dat de PDC 5.0 uitsluitend betrekking heeft op de inhoudelijke toetsing/uitvoering van een product terwijl de indicatieve norm het totaal betreft van de uren die nodig zijn om het product te leveren vanuit het primaire proces. De indicatieve norm bevat ook uren voor administratie, planning en coördinatie. en projectmatige voorbereiding van landelijke projecten zoals bv stoppersregeling ammoniak, informatieplicht energie, luchtwassers en ketentoezicht.

 

Bij het bepalen van de beschikbare formatie is uitsluitend rekening gehouden met de uren voor inhoudelijke toetsing/uitvoering van de producten. Dit verklaard deels het verschil tussen de werkelijk bestede uren en de beschikbare uren.

 

Verschil tussen de werkelijk bestede uren en de uren gebaseerd op de Twentse norm.

Voorafgaande aan de start van de ODT is de Twentse norm opgesteld. Hierbij is gebruik gemaakt van ervaringen bij andere Omgevingsdiensten en beschikbare kengetallen. Deze Twentse norm is door het Algemeen Bestuur van de ODT als indicator voor de dienstverlening vastgesteld waarbij de ODT de opdracht heeft gekregen deze te evalueren.

 

Op dit moment is het nog niet mogelijk om een sluitende verklaring te geven voor het verschil tussen de werkelijke urenbesteding en de berekende uren op basis van de Twentse norm. Zodra de evaluatie is uitgevoerd zal hierover meer duidelijkheid kunnen worden gegeven.

 

Sociaal Domein

Hieronder het totaaloverzicht van alle mutaties binnen het programma onderwijs, sport, cultuur & sociaal domein (basisbegroting) begroting 2021. De mutaties zijn als gevolg van autonome ontwikkelingen of corona-gerelateerd en zijn veelal doorwerkingen uit de tweede programmajournaal 2020. Daarnaast is op onderdelen loon- en prijsindexatie van toepassing voor het jaar 2021.

 

(bedragen x € 1.000)

2021

2022

2023

2024

Leerlingenvervoer

-24

-24

-24

-24

Kinderopvang - corona

-20

0

0

0

Vrij toegankelijke voorzieningen

-9

-9

-9

-9

Bijstand – corona

-111

-112

-70

0

Bijstand – autonoom

-86

-86

-86

-86

SW – rijksvergoeding

-21

-87

-98

-27

Participatie en re-integratie

-12

-12

-12

-12

Abonnementen SD

-7

-7

-7

-7

Vrouwenopvang/Maatschappelijke opvang

0

0

0

0

Hulpmiddelen/trapliften/woningaanpassingen

-108

-108

-108

-108

Huishoudelijke ondersteuning

-58

-58

-58

-58

Wmo ondersteuning individueel

27

27

27

27

Wmo ondersteuning groep

74

74

74

74

Kleine verschillen

-6

-8

-9

-16

Uitvoeringsplan

0

0

0

0

Totaal mutaties

-361

-410

-380

-246

 

Leerlingenvervoer (€ 24.000 nadeel)

Er is op dit moment geen aanleiding om de meerjarenraming voor het leerlingenvervoer bij te stellen. De geldende indexatie (NEA-index) voor het jaar 2021 is op dit moment nog niet bekend, er wordt vooralsnog rekening gehouden met 3%. Dit zorgt voor een structureel nadeel van € 23.000.

 

Muziekonderwijs (neutraal)

In 2020 is voor het laatste jaar subsidie ontvangen van de Provincie Overijssel voor cultuureducatie op basis van de cultuurnota met betrekking tot de periode 2017-2020. Met ingang van het jaar 2021 zal vanuit de Provincie Overijssel een nieuwe cultuurnota gepresenteerd worden. Op basis van de nieuwe cultuurnota zal de gemeente Tubbergen een subsidieaanvraag indienen. Zodra meer bekend is over de ambities, doelen en subsidiebedragen wordt hierover in de P&C-cyclus gerapporteerd.

 

Kinderopvang (€ 20.000 nadeel)

Dit betreffen de kosten voor de inspecties van de kinderopvangcentra. De inspecties worden uitgevoerd door de GGD Twente. De inspecties die in 2020 niet zijn ingevoerd als gevolg van het coronavirus worden in 2021 ingehaald. Dit zorgt voor een incidenteel nadeel van € 20.000.

 

Bijstandsuitkeringen

WWB, IOAW en IOAZ

In het tweede programmajournaal 2020 hebben we de verwachting uitgesproken dat er een instroom zal zijn in de bijstandsuitkeringen op grond van de WWB, IOAZ en IOAZ van ca. 11 uitkeringen. De verwachting is dat deze instroom gedurende het jaar 2020 in het cliëntenbestand zal blijven en dat vanaf 2021 gefaseerde uitstroom zal gaan plaatsvinden (met een ondergrens van 120 uitkeringen die wordt bereikt in 2024). Dit zorgt voor een nadeel van € 111.000 in 2021 tot € 70.000 in 2023. Deze bijstelling is corona-gerelateerd.

 

Daarnaast is de prognose voor de hoogte van de uitkering per uitkeringsgerechtigde in 2020 lager dan de raming, dit leidt tot een structureel voordeel van € 24.000 structureel (autonome ontwikkeling).

 

Loonkostensubsidies

In 2020 is een forse toename waargenomen in de uitgaven met betrekking tot de loonkostensubsidies garantiebanen (gemiddeld € 21.000 per maand t.o.v. € 12.000 in 2019). Deze toename wordt veroorzaakt door een stijging van het aantal inwoners in deze doelgroep. De doelgroep zou voor het op slot gaan van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) heen in de Wsw terecht zijn gekomen. De verwachting is dat dit een structurele ontwikkeling is, dit zorgt voor een nadeel van € 110.000 per jaar (autonome ontwikkeling).

 

Nieuw Beschut

Het is nog niet bekend wat de taakstelling voor de gemeente Tubbergen met betrekking tot nieuw beschut zal zijn in 2021. In 2020 heeft de gemeente geen extra taakstelling gekregen, de huidige taakstelling is 3 personen. Deze taakstelling is gerealiseerd en de raming hiervoor blijft gehandhaafd.

 

Gebundelde uitkering (BUIG)

In oktober ontvangt de gemeente Tubbergen van het Rijk bericht over de definitieve budgetten 2020. Bij het vaststellen van deze definitieve budgetten, zal rekening worden gehouden met de dan actuele conjuncturele situatie. Wat deze toezegging precies betekent is op dit moment niet duidelijk. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zou kunnen vasthouden aan de normale procedure en de definitieve budgetten in oktober vaststellen op basis van de te zijner tijd actuele realisaties en de dan actuele CPB-werkloosheidsramingen. Het is nog maar de vraag hoeveel onzekerheid deze CPB-ramingen op dat moment nog zullen bevatten. Hoe groter de onzekerheid in deze ramingen, hoe groter het risico voor de gemeente Tubbergen. Daarom worden de nader voorlopige budgetten 2020 vooralsnog niet verwerkt in het meerjarig saldo van de gemeente Tubbergen, maar worden de bekendmakingen in oktober afgewacht.

 

Sociale werkvoorziening (€ 21.00 nadeel 2021; € 88.000 nadeel 2022; € 98.000 nadeel 2023; € 27.000 nadeel 2024)

Rijksvergoeding

In de meicirculaire 2020 zijn de bijgestelde subsidiebedragen per arbeidsjaar bekendgemaakt evenals het verwachte aantal arbeidsjaren (en dus de geprognotiseerde uitstroom) waar het Rijk mee rekent. De term arbeidsjaar geeft de subsidie-eenheid aan die gekoppeld is aan een fte Wsw, waarop mede de hoogte van het Wsw-deel in de rijksvergoeding wordt gebaseerd.

 

De rijksvergoeding per arbeidsjaar is voor het jaar 2021 gestegen van € 25.467 naar € 27.711, ten opzichte van de septembercirculaire 2019. Dit betreft de compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen (LPO). Daarnaast zijn de verwachtingen over het aantal arbeidsjaren in de gemeente Tubbergen bijgesteld (meicirculaire 2020 gem. aantal AJ 3 per jaar lager dan septembercirculaire 2019). Ook wijken de verwachtingen van het Rijk wijken af van de lokale situatie in de gemeente Tubbergen, met name meerjarig.

 

De huidige bedragen die in de meerjarenraming van de gemeente Tubbergen zijn opgenomen bestaan uit het aantal AJ o.b.v. de verwachting van de Soweco vermenigvuldigd met het bedrag per arbeidsjaar uit de septembercirculaire 2019. In deze begroting 2021 wordt de raming geactualiseerd op basis van de hernieuwde verwachting van de Soweco over het aantal arbeidsjaren en de bedragen per arbeidsjaar uit de meicirculaire 2020. Na inzet van de openstaande stelpost Wsw (meicirculaire 2020) is de mutatie als volgt:

(bedragen x €1.000)

2021

2022

2023

2024

Mutatie

-21

-88

-98

-27

 

Indexatie vrouwenopvang en maatschappelijke opvang

Vrouwenopvang

De middelen voor vrouwenopvang worden door het Rijk via de decentralisatie-uitkering (DU) binnen het gemeentefonds uitgekeerd aan de centrumgemeente (gem. Enschede). De DU wordt door het Rijk niet geïndexeerd, de individuele gemeenten ontvangen compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen via het accres. De afgelopen jaren is de indexatie op de subsidies van de instellingen van de vrouwenopvang door de gemeente Enschede bekostigd uit eigen middelen. Met ingang van 2021 wordt een jaarlijkse indexatiebijdrage gevraagd van de individuele gemeenten. Deze bedraagt voor de gemeente Tubbergen € 5.000 in 2021. Bij de verwerking van de meicirculaire is dit bedrag structureel vanuit het accres op een stelpost gezet. Deze stelpost wordt nu ingezet ter dekking van de kosten.

 

Maatschappelijke opvang

Voor de middelen maatschappelijke opvang geldt dezelfde systematiek als bij vrouwenopvang het geval is. Echter, deze taak is voor de gemeente Tubbergen belegd bij centrumgemeente Almelo. Vanuit Almelo is (nog) geen verzoek tot indexatiebijdrage ontvangen.

 

Hulpmiddelen (€ 102.000 nadeel)

Het nadeel op hulpmiddelen is grotendeels een doorwerking uit het jaar 2020 en heeft meerdere oorzaken:

  • Rolstoelvoorzieningen (€ 3.000 nadeel): er zijn kleine wijzigingen in het aantal en soort uitstaande rolstoelen.
  • Vervoersvoorzieningen (€ 34.000 nadeel): er worden minder voorzieningen zonder trapondersteuning verstrekt en meer voorzieningen met trapondersteuning, daarnaast is er een lichte stijging van het aantal vervoersvoorzieningen in de huurconstructie. Dit zorgt voor een nadeel van ca. € 14.000. Verstrekkingen in eigendom/pgb-verstrekkingen, onderhoudskosten en financiële tegemoetkomingen vervoer zorgen voor een nadeel van ca. € 20.000.
  • Woonvoorzieningen (neutraal): er is geen stijging waarneembaar in het aantal woonvoorzieningen in de huurconstructie, dan wel verstrekkingen in eigendom.
  • Trapliften (€ 40.000): er is een jaarlijkse stijging waarneembaar van het aantal verstrekte trapliften als gevolg van langer thuis blijven wonen.
  • Woningaanpassingen (€ 25.000): in 2020 zijn een aantal (duurdere) woningaanpassingen geweest, er zal langere tijd monitoring moeten plaatsvinden om te zien of dit een structurele verandering is. Voorzichtigheidshalve wordt de raming met € 25.000 verhoogd.
  • Indexatie van de tarieven zorgt voor een nadeel van € 6.000.

 

Huishoudelijke ondersteuning (€ 58.000 nadeel)

Op basis van de cijfers uit 2020 zijn er minder cliënten die een indicatie regie nodig hebben dan waar op begrotingsbasis 2020 meerjarig rekening mee is gehouden. Dit zorgt voor een voordeel van ca. € 33.000. Daarnaast is een indexatie van de tarieven van toepassing, de hoogte van de indexatie is op dit moment nog niet bekend. Vooralsnog gaan we uit van een indexatie van 5%, dit zorgt voor een nadeel van € 91.000. Per saldo dus een nadeel van € 58.000 op huishoudelijke ondersteuning.

 

Abonnementstarief Wmo (neutraal)

In 2020 heeft de vertraging van het nieuwe systeem voor gegevensuitwisseling tussen gemeenten en het CAK ervoor gezorgd dat er tot en met juni 2020 in ieder geval nog geen eigen bijdrage is geïnd voor inwoners uit de gemeente Tubbergen. Daarnaast heeft de minister van VWS besloten om voor de maanden april en mei 2020 geen eigen bijdrage te innen in verband met de gevolgen van corona op de ondersteuning. Als gevolg van deze twee ontwikkelingen is het op dit moment niet mogelijk een reële prognose te maken van de te verwachten inkomsten voor 2021. De bestaande raming wordt daarom gehandhaafd.

 

Wmo ondersteuning individueel (€ 27.000 voordeel)

In 2020 (Q1 en Q2) ligt het aantal indicaties hoger dan begroot, deze doorwerking in 2021 en verder betekent een voordeel van € 27.000 structureel.

 

Wmo ondersteuning groep (€ 74.000 voordeel)

In 2020 (Q1 en Q2) ligt het aantal indicaties lager dan in 2019, deze doorwerking in 2021 en verder betekent een voordeel van € 74.000 structureel.

 

Veilig Thuis Twente

De formatie Veilig Thuis Twente (VTT) wordt per 1 januari 2021 structureel uitgebreid met 6 fte. Deze uitbreiding is noodzakelijk om een duurzame oplossing om de maatwerktaken van VTT binnen de wettelijke termijnen uit te voeren, waarbij aandacht is voor herstel van schade en borging naar een duurzame veiligheid. Dit draagt bij aan het stoppen en voorkomen van huiselijk geweld en kindermishandeling. De extra bijdrage voor de gemeente Tubbergen bedraagt € 20.000. In de septembercirculaire 2020 zijn de centrumgemeenten geïnformeerd over extra middelen voor de inzet van Veilig Thuis. Daarbij is door de centrumgemeente Enschede aangegeven dat de middelen toereikend zijn en dat er geen extra bijdrage van de gemeente Tubbergen benodigd is. Dit onder voorbehoud van het besluit van de Bestuurscommissie OZJT over de inzet van de middelen.

 

(Financiële) Stand van zaken uitvoeringsplan sociaal domein

Het verloop van de beoogde besparing (begroting 2019) en de behaalde besparing (2019 en 2020) is als volgt:

(bedragen x €1.000)

2019

2020

2021

2022

Beoogde besparing begroting 2019

94

375

520

545

Behaalde besparing 2019 (PJ1)

-94

-94

-94

-94

Resterende beoogde besparing 2020

0

281

426

451

Behaalde besparing 2020 (PJ1)

0

-235

-90

-90

Resterende beoogde besparing 2020

0

46

336

360

 

Sociaal Domein – Corona

Uit de financiële mutaties binnen het sociaal domein en de toelichting daarop blijkt dat een deel van de meerkosten binnen het sociaal domein een gevolg is van de Corona pandemie. Het betreft hier de volgende twee kostenposten:

  • Inspecties kinderopvangcentra (1 jaar)
  • Bijstand (3 jaar)

 

Overige kleine(re) verschillen

Het betreft hier meerder kleine(re)verschillen.

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met de aangegeven mutaties op basis van bestaand beleid en deze te verwerken in het herziene meerjarige saldo.

 

Rekening houdend met de aangegeven en toegelichte mutaties op basis van bestaande beleid ontstaat het volgende herziene meerjarige saldo:

 

(bedragen x €1.000)

2021

2022

2023

2024

Herzien meerjarig saldo perspectiefnota 2021

             225

                15

             104

             349

Totaal mutaties bestaand beleid

-252

-183

-334

-393

Herzien meerjarig saldo na mutaties bestaand beleid

              -27

            -168

            -230

              -44

 

Voor een juiste interpretatie van de cijfers en om het herziene meerjarige saldo in de juiste context te zien moeten wel de volgende opmerkingen worden geplaatst. In dit herziene meerjarige saldo op basis van bestaand beleid is uitgegaan van:

  • Volledige invulling uitvoeringsplan sociaal domein (voorheen transformatieplan). Rekening houdend met de reeds gerealiseerde invullingen 2020 resteert nog een taakstelling van € 336.000 in 2021 oplopend naar een structureel bedrag van € 360.000 vanaf 2022.
  • Voor de jaren 2022 en 2023 gaan we, vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek, uit van het doortrekken van de extra rijksvergoeding voor de jeugdzorg van € 300.000 per jaar.
  • Volledige invulling van de opbrengsten op grond van ombuigingsmaatregelen gebaseerd op de denkrichtingen uit de Perspectiefnota 2020.
  • Reservering ruimte om de te verwachten nadelige herverdeeleffecten van de herijking van het gemeentefonds op te vangen. De gereserveerde ruimte loopt op van € 200.000 in 2022 naar een structureel bedrag van € 500.000 vanaf 2024 (€ 25 per inwoner).
  • Een structurele stelpost voor nieuw beleid van € 50.000 vanaf het jaar 2021.

3. Specifieke mutaties

Specifieke mutaties

Terug naar navigatie - Specifieke mutaties

In deze paragraaf staan we stil bij ontwikkelingen die verder gaan dan het bestaande (dus vastgestelde) beleid maar wel degelijk omvangrijke financiële consequenties (kunnen) hebben en ook zeker gezien de politiek bestuurlijke impact de nodige toelichting behoeven. Daarnaast bestaat er een bepaalde mate van keuzevrijheid. We gaan achtereenvolgens in op de volgende onderwerpen:

  • Structurele stelpost voor nieuw beleid
  • Nieuw beleid structureel
  • Nieuw beleid incidenteel
  • Lokale lasten

Structurele stelpost voor nieuw beleid

Terug naar navigatie - Structurele stelpost voor nieuw beleid

Zoals aangegeven hebben we vanaf het jaar 2021 de beschikking over een structurele stelpost voor nieuw beleid van € 50.000. Ondanks het feit dat we in de perspectiefnota 2021 richting hebben gegeven aan de besteding van de stelpost blijft deze stelpost aan te merken als vrije ruimte. Er is immers nog geen besluit over genomen. Gezien het negatieve meerjarige perspectief en de dreigende niet sluitende (meerjaren)begroting stellen wij daarom voor deze stelpost voor nieuw beleid niet aan te wenden voor nieuw beleid maar aan te merken als vrij ruimte en in te zetten ter dekking van het negatieve meerjarige perspectief.

 

Voorgesteld wordt de stelpost voor nieuw beleid ten bedrage van € 50.000 in te zetten ter dekking van het negatieve herziene meerjarige perspectief.

 

Rekening houdend met de aangegeven inzet van de structurele stelpost voor nieuw beleid dan ontstaat het volgende beeld van het herziene meerjarige perspectief:

 

(bedragen x €1.000)

2021

2022

2023

2024

Herzien meerjarig saldo perspectiefnota 2021

             225

                15

             104

             349

Totaal mutaties bestaand beleid

            -252

            -183

            -334

            -393

Beschikbare vrije ruimte (nieuw beleid)

50

50

50

50

Herzien meerjarig saldo na mutaties bestaand beleid

                23

            -118

            -180

                  6

 

Conclusies herzien meerjarig saldo na inzet stelpost nieuw beleid

Na inzet van de (resterende) structurele stelpost voor nieuw beleid kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Er is sprake van een sluitende begroting 2021 met eveneens een op termijn sluitende meerjarenbegroting.
  • Er is ruimte gereserveerd om de mogelijke negatieve herverdeeleffecten van de herijking gemeentefonds op te vangen. Oplopend naar een structureel bedrag van € 500.000 wat overeenkomt met een bedrag van € 25 per inwoner.
  • We gaan ervan uit dat de structurele taakstelling uitvoeringsplan sociaal domein oplopend naar een structureel bedrag van € 360.000 in 2023 volledig wordt ingevuld. Zoals in het inhoudelijke deel van deze begroting is aangegeven is aanvullende inzet noodzakelijk om deze taakstelling inderdaad te realiseren.
  • De structurele stelpost voor nieuw beleid is in zijn geheel ingezet om de (meerjaren)begroting sluitend te krijgen. Er is dus geen structurele ruimte voor nieuw beleid.

 

Nieuw beleid structureel

Omvang en prioritering

Voordat we ingaan op onze voorstellen hoe om te gaan met nieuw beleid moeten we even terug naar de aangegeven richtinggevende prioritering betreffende het nieuw beleid uit de perspectiefnota 2021. De omstandigheden en daarmee ook het perspectief uit de perspectiefnota 2021 is namelijk gewijzigd waardoor deze richtinggevende prioritering opnieuw tegen het licht moeten worden gehouden. Zowel voor wat betreft de omvang als ook de aangegeven prioritering.

 

Volgens ons moet de omvang van de lijst als eerste worden aangevuld. Deze aanvulling van de lijst met nieuw beleid is vooral een gevolg van de extra noodzakelijke inzet op het uitvoeringsplan sociaal domein en dan met name de structurele borging van gebleken effectieve inspanningen. Het blijkt dat een aantal van de opgestarte inspanningen leidt tot de beoogde besparing van kosten binnen het sociaal domein. Als concreet voorbeeld kunnen we de praktijkondersteuner jeugd in de huisartsenpraktijk noemen. In de perspectiefnota 2021 hebben we de behaalde besparing benoemd en ook aangegeven dat wanneer deze inspanning gecontinueerd gaat worden, daar structureel budget voor nodig is. Op dat moment (de perspectiefnota 2021) hadden we nog de verwachting dat de dekking voor dit structurele budget gevonden kon worden binnen de te behalen besparing op het budget voor de jeugdzorg. Inmiddels blijkt echter dat het totale kostenverloop van de jeugdzorg nog te grillig is om de beoogde besparing te kunnen realiseren. Door monitoring van de pilot praktijkondersteuner jeugd blijkt wel dat er sprake is van minder verwijzingen via de huisartsen. Dekking binnen de jeugdzorg budgetten voor bijvoorbeeld de praktijkondersteuner is op dit moment dus niet mogelijk.

 

Het gevolg hiervan is dat de aangegeven prioritering voor nieuw beleid uit de perspectiefnota 2021 feitelijk moet worden aangepast, c.q. uitgebreid, met de structureel benodigde middelen voor inzet van de praktijkondersteuner ten bedrage van € 75.000.

 

Gezien het belang van de praktijkondersteuner stellen we voor de praktijkondersteuner toe te voegen aan de richtinggevende prioritering uit de perspectiefnota 2021 en deze de hoogste prioriteit toe te kennen.

 

Aangezien het doel van de inspanning “ozb compensatie maatschappelijke instellingen” feitelijk ligt in het ondersteunen van de vele vrijwilligers bij de verschillende instellingen zou het college de omschrijving van de inspanning graag wat breder zien. En wel in die mate dat niet alleen maatschappelijke instellingen met vastgoed (die ozb betalen) worden bereikt maar ook maatschappelijke instellingen zonder vastgoed. Het college stelt voor de naam en daarmee de reikwijdte te wijzigen in “toekomstbestendige maatschappelijke instellingen”.

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met de herziene richtinggevende prioritering en deze te betrekken bij het voorstel voor nieuw beleid structureel in de volgende paragraaf.

 

Voorgesteld wordt de naam en daarmee de reikwijdte van de bestaande inspanning “ozb compensatie maatschappelijke instellingen” te wijzigen in “toekomstbestendige maatschappelijke instellingen”.

 

Rekening houdend met deze beide voorstellen ontstaat de volgende richtinggevende prioritering voor wat betreft het structurele nieuw beleid.

 

Omschrijving (bedragen x €1.000)

2021

2022

2023

2024

1. POH GGZ

75

75

75

75

2. Handhaving

70

70

70

70

3. Duurzaamheid

99

99

99

99

4 .Toekomstbestendige  Maatschappelijke Instellingen

70

70

70

70

Totaal

314

314

314

314

 

Voorstel structureel nieuw beleid

Het feit dat de structurele stelpost voor nieuw beleid is ingezet ter dekking van het negatieve herziene meerjarige perspectief betekent dat er geen vrije structurele ruimte is voor nieuw beleid. Het college kiest ervoor om het voorliggende nieuwe beleid in deze begroting 2021 te voorzien van incidentele dekking met daarbij de kanttekening dat actief op zoek wordt gegaan naar structurele dekking. Bij het aanwenden van de deze, nog te zoeken, structurele dekking is de aangegeven prioritering uit de vorige paragraaf leidend. De eerste uitkomsten van deze actieve zoektocht betrekken we bij het opstellen van de perspectiefnota 2022 of zoveel eerder als mogelijk. Uiteraard houden we de gemeenteraad op de hoogte van de voortgang.

 

Het college kiest er bewust voor om het aangedragen nieuw beleid voor twee jaar van incidentele dekking te voorzien. Enerzijds om voldoende tijd te creëren om de (financiële) effecten van de hiervoor genoemde zoektocht naar structurele ruimte daadwerkelijk te kunnen realiseren. Deze tijd is nodig om te kunnen komen tot een zorgvuldige, weloverwogen en integrale afweging van noodzakelijke keuzes.

 

Daarnaast is het college van mening dat op deze manier ook rekening wordt gehouden met de verkiezingen in 2022. Door het nieuwe beleid voor een periode van twee jaar van incidentele dekking te voorzien en tevens op zoek te gaan structurele dekkingsmogelijkheden worden noodzakelijke en belangrijke zaken in gang gezet terwijl de keuze over structurele voortzetting ook deels bij het nieuwe college en de nieuwe gemeenteraad wordt gelegd. Het nieuwe college en de nieuwe gemeenteraad krijgen hiervoor de nodige tijd omdat de dekking voor de jaren 2021 en 2022 is geregeld. Uiteraard faciliteert het huidige college deze keuze over mogelijke structurele voortzetting (vanaf het jaar 2023) via een overdrachtsdocument.

 

Kijkend naar de aard en de achtergrond van het aangedragen nieuw beleid valt op dat het in nagenoeg alle gevallen feitelijk gaat om reguliere basistaken. Taken die normaliter onderdeel behoren te zijn van de basisbegroting en te zijn voorzien van structurele dekking. Het is zuur te moeten constateren dat we door oorzaken die buiten onze invloedsfeer liggen niet in staat zijn dit te realiseren. De laatste jaren worden gemeenten namelijk geconfronteerd met een toenemend takenpakket terwijl de structurele financiering achterblijft. De nieuwe taken binnen het sociaal domein zijn hier het meest duidelijke voorbeeld van: het Rijk hevelt taken over naar gemeenten maar kort de beschikbare budgetten eerst met 30% tot 40%. Daarnaast wordt gemeenten geconfronteerd met generieke taakstellingen zoals de opschalingskorting en met (dreigende) negatieve herverdeeleffecten van de algemene uitkering. Tot slot verlangt het Rijk van dat gemeenten meewerken aan- en inzetten op ambities en doelstellingen die het Rijk graag gerealiseerd ziet zoals duurzaamheid terwijl de financiering voor deze (extra) taken achterwege blijft.

 

Al deze financiële tegenvallers maken dat gemeenten er niet aan ontkomen te snijden in reguliere basistaken, het niveau van dienstverlening aan de burgers en het verhogen van de lokale lastendruk. Dit is in de gemeente Tubbergen niet anders. In de begroting 2020 is immers een totaal pakket aan ombuigingsmaatregelen van bijna € 700.000 in 2020 oplopend naar een structureel bedrag van bijna € 900.000 in 2023 doorgevoerd. Onderdeel van dit pakket aan ombuigingsmaatregelen was ook het (deels) schrappen van de vrije ruimte voor nieuw beleid. Dit betekent dat we naast het schrappen in reguliere basistaken, het niveau van dienstverlening aan onze burgers en het verhogen van de lokale lastendruk ook geen financiële ruimte hebben voor het realiseren van ambities en het inspelen op ontwikkelingen.    

 

Het voorzien van incidentele dekking van het voorliggende nieuw beleid voor een periode van twee jaar geeft het volgende beeld:

 

Omschrijving (bedragen x €1.000)

Bedrag

POH-GGZ 2 jaar

150

Handhaving 2 jaar

140

Duurzaamheid 2 jaar

198

Toekomstbestendige  maatschappelijke instellingen 2 jaar

140

Totaal

628

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met het incidenteel voor een periode van twee jaar dekken van het aangedragen nieuw beleid en de totale kosten hiervan ten € 628.000 bedrage van te dekken uit de reserve incidenteel beschikbare algemene middelen.

 

Wat de gevolgen van deze onttrekking zijn voor de stand van de reserve incidenteel beschikbaar algemene middelen wordt later dit financiële hoofdstuk beschreven.

 

Voorstel incidenteel nieuw beleid

Naast aangedragen structureel nieuw beleid zoals in de vorige paragraaf behandeld, is er ieder jaar ook sprake van incidenteel nieuw beleid. Dat is dit jaar niet anders. Het betreft hier de volgende zaken:

 

Omschrijving (bedragen x €1.000)

Bedrag

Leader

170

Special Olympics

28

Lijn 1 uitvoeringsplan sociaal domein

47

Lijn 2 uitvoeringsplan sociaal domein

40

Ruilverkaveling / boerenopstand

100

MAT Albergen - centrumplein

40

Totaal

425

 

De eerste twee posten waren al eerder in beeld maar moeten nog wel worden voorzien van formele besluitvorming. Vandaar dat ze hier en nu worden benoemd maar niet verder worden toegelicht. De bijdrage betreffende de Special Olympics Nationale Spelen (SONS) moet (voor een deel) ook daadwerkelijk in 2021 beschikbaar zijn omdat we naar verwachting te maken krijgen met voorbereidingskosten.

 

De laatste vier zaken zijn wel (deels) nieuw ten opzichte van de perspectiefnota en worden daarom toegelicht.

 

Uitvoeringsplan sociaal domein

In samenvattende zin heeft het uitvoeringsplan (en de opgestarte inspanningen) bewezen bij te dragen aan de oorspronkelijke bedoeling (een positieve gezondheid en betaalbare en bereikbare zorg, hulp en ondersteuning voor onze inwoners).

 

Het blijkt echter ook dat de financiering van (de inspanningen uit) het uitvoeringsplan op dit moment onvoldoende is. Zowel om de inspanningen uit het uitvoeringsplan in zijn oorspronkelijke omvang en tempo uit te voeren, maar zeker ook op onderdelen waar intensivering gewenst c.q. noodzakelijk is. Daarnaast zijn er inspanningen die structureel moeten worden geborgd. Het betreft hier feitelijk drie (financiële) uitdagingen:

  1. Extra (incidentele) capaciteit om de inspanningen uit het uitvoeringsplan in zijn oorspronkelijke omvang en tempo uit te voeren.
  2. Extra (incidentele) capaciteit om een aantal inspanningen te kunnen intensiveren.
  3. Structurele borging van gebleken succesvolle inspanning(en). Meegenomen bij structureel nieuw beleid.

 

Extra (incidentele) capaciteit om de inspanningen uit het uitvoeringsplan in zijn oorspronkelijke omvang en tempo uit te voeren

Als gevolg van de coronacrisis lopen een behoorlijk aantal inspanningen vertraging op (zie hiervoor ook de toelichting op de diverse inspanningen in het tweede programmajournaal 2020, ambitie Samen redzaam, gezond meedoen), mede omdat de gemeente een groot deel van deze inspanningen samen met partners moet uitvoeren. De prioriteit van die partners (bijv. onderwijs) ligt op dit moment vaak niet bij de inspanningen die in het uitvoeringsplan sociaal domein zijn opgenomen. Dit heeft als gevolg dat de huidige geplande inspanningen opschuiven en dus in een kortere tijd uitgevoerd moeten worden waardoor er een capaciteitsprobleem ontstaat. Daarnaast lopen we op onderdelen aan tegen een capaciteitsprobleem binnen Noaberkracht wegens ziekte van een aantal medewerkers.

 

Door de bovenstaande twee oorzaken ligt er daarom op dit moment een te grote ambitie voor de huidige capaciteit binnen het sociaal domein.

 

Om inderdaad de inspanningen uit het uitvoeringsplan van de gemeente Tubbergen in zijn huidige oorspronkelijke omvang en tempo te kunnen uitvoeren en daarmee de doelen van het uitvoeringsplan binnen de gestelde termijnen te kunnen behalen, is een budget benodigd van € 261.000. Dit benodigde budget kan voor een bedrag van € 150.000 worden gedekt uit de nog resterende incidentele middelen voor het uitvoeringsplan.

 

Dit betekent dat voor het ontbrekende bedrag van € 111.000 nog dekking benodigd is. Aandeel Tubbergen € 47.000.

 

Extra (incidentele) capaciteit om een aantal inspanningen te kunnen intensiveren

Zowel landelijk als lokaal wordt meer aandacht gevraagd voor preventie (o.a. op het gebied van overgewicht, genotsmiddelen e.d.). De manier waarop wij werken met onze partners en inwoners, bijvoorbeeld via Mijn Dorp 2030, biedt kansen om hierop te intensiveren en daarmee meer aandacht te vragen voor preventie. Dit zal met name plaatsvinden binnen de actielijn “Langer gezond”. De actielijn “Langer gezond” gaan we dan ook intensiveren door het promoten en concretiseren van positieve gezondheid.

 

Daarnaast zien we op onderdelen een link tussen de verschillende ambities van de gemeente, dit vraagt om een integrale aanpak. Een voorbeeld is de sociale hypotheek, waarbij een fysiek investering wordt gekoppeld aan een sociaal rendement. Om deze integraliteit tussen de ambities meer te benadrukken en ook deze fysieke investeringen te kunnen laten bijdragen aan de doelstellingen van het uitvoeringsplan sociaal domein, zal hierop geïntensiveerd moeten worden. In eerste instantie denken wij vooral te moeten inzetten op extra capaciteit om het vorenstaande gedachtengoed “tussen de oren te krijgen”. Wij denken hiervoor voor het komende jaar een halve fte extra nodig te hebben. Dit betekent een extra incidentele kostenpost van € 40.000.

 

Ruilverkaveling/ Boerenopstand

In 2021 is het precies 50 jaar geleden dat Tubbergen in opstand kwam tegen de manier waarop de overheid de ruilverkaveling wilde uitvoeren. Met de ‘Boerenopstand’ ging onze gemeente de geschiedenisboeken in als de gemeente waar men zelf nadenkt en zich de wet niet van bovenaf laat voorschrijven. Daarmee is de Boerenopstand niet alleen een gebeurtenis die Tubbergen op een bijzondere manier op de kaart zette, maar is het vooral een uiting van het DNA van onze dorpen. Maar ook een levensles.

 

Zonder verleden geen toekomst. Het is de geschiedenis die je maakt tot wat je bent. Dat geldt ook voor onze gemeente. Juist door wat er in het verleden is gebeurd, en daarmee bedoelen we niet alleen de Boerenopstand, maar bijvoorbeeld ook de ‘Tubbergsche Politie-quaestie’, waarbij ooit de dorpsharmonie zich verzette tegen het buitensporig politiegeweld en daarmee middels Kamervragen een landelijk voorbeeld werd. Of de manier waarop onze plaatsgenoot dr. Schaepman heeft gestreden voor de algemene militaire dienstplicht, de vrijheid van onderwijs, de leerplicht en uitbreiding van het kiesrecht. Ook de manier waarop we nu omgaan met de stikstofproblematiek is hiervan een voorbeeld.

 

Kortom: ‘Samen sterk en van onderop’ is de rode draad die in de geschiedenis van onze gemeente steeds weer te zien is. Dit alles vormde onbewust de grondslag voor de unieke manier waarop wij in de gemeente Tubbergen met elkaar samenwerken, voor MijnDorp2030. Niet de Boerenopstand op zich, maar het DNA van onze gemeente, de manier waarop wij ons altijd hebben ingezet om het samen, van onderaf te doen en ons de wet niet te laten voorschrijven, staat synoniem voor de manier waarop we in onze gemeente Tubbergen met elkaar samenwerken.

 

Juist na een jaar als dit, waarin we door corona in onze vrijheid beknot zijn, zien wij de 50e verjaardag van de Boerenopstand als een aanleiding om te leren van onze geschiedenis, ons te realiseren wie we zijn en waar we vandaan komen. We willen deze gebeurtenis gebruiken als kapstok voor een herdenkingsjaar van, voor en door onze inwoners. Een jaar waarin we rond dit thema tal van activiteiten organiseren, variërend van fietstochten, lokale exposities, voordrachten, thema-avonden, online activiteiten, filmprojecten, schoolprojecten en een theaterspektakel waaraan iedereen zijn steentje kan bijdragen op dezelfde manier als we van plan waren om dit jaar 75 jaar vrijheid te vieren. Ook is dit een thema waarbij grote evenementen zoals Glasrijk, maar ook de horeca en andere ondernemers zich kunnen aansluiten.

 

We hebben hierover inmiddels gesproken met de Provincie. Zij zien de meerwaarde van dit project en willen dit co-financieren. We reserveren hiervoor € 100.000.

 

Maatschappelijk Akkoord Tubbergen – Albergen centrumplein
In de perspectiefnota 2021 heeft het college nadere richting gegeven aan de verschillende maatregelen en inspanningen uit het maatschappelijk akkoord Tubbergen, en dan met name voor de kernagenda’s. Het betrof hier dus ook geen nieuwe maatregelen en inspanningen maar bestaande die verder zijn uitgewerkt en gereed zijn voor een volgende fase. Duidelijkheid over financiering en dekking hoort daar ook bij. In deze actualisatie is ook het centrumplan Albergen opgenomen waaraan de werkgroep centrumplein Albergen de afgelopen periode heft gewerkt. In de perspectiefnota is daar een voorlopige reservering van € 75.000 aan toegekend met de opmerking dat de nadere uitwerking wordt betrokken bij het opstellen van de begroting 2021. Deze nadere uitwerking wijst uit dat er een aanvullend bedrag van € 40.000 benodigd is om het centrumplan Albergen uit te voeren om inderdaad de beoogde kwaliteitsimpuls te bereiken.

 

De speerpunten voor het nieuwe centrumplein zijn: ontmoeting, verblijf, groen, gezelligheid, winkels, markt, boodschappen doen, bereikbaarheid en ontsluiting, parkeren, geen/minder verhoogde trottoirs, drempels, eenheid/verbinding van het totale traject en straatverlichting. Voor Albergen betekent dit een verbetering op het gebied van leefbaarheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, groen en ecologie, functionaliteit.

 

Het nieuwe dorpsplein wordt dan gebruikt door de bezoekers van de omliggende winkels. Daarnaast wordt het dorpsplein gebruikt door de middenstand tijdens de markt en op andere dagen wanneer er bijv. een viskraam staat . Ook worden dorpsactiviteiten zoals rommelmarkten of oranjefeesten of iets dergelijks op het plein gehouden. Het biedt ook extra parkeergelegenheid bij bijzondere evenementen zoals carnaval en avondwakes. Recreatieve passanten zullen het plein gebruiken als stop-/verblijfplek.

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met het aangegeven en toegelichte incidentele nieuw beleid   en de totale kosten hiervan ten bedrage van € 425.000 te dekken uit de reserve incidenteel beschikbare algemene middelen.

 

Wat de gevolgen van deze onttrekking zijn voor de stand van de reserve incidenteel beschikbaar algemene middelen wordt later dit financiële hoofdstuk beschreven.

 

Kwaliteit Openbaar Groen (KOG)

In de raadsvergadering van 9 november 2020 is het Kwaliteitsplan Openbaar Groen (KOG) Tubbergen 2020-2027 vastgesteld. Dekking voor dit plan is samen met het onderhoud en vervanging van speeltoestellen en biodiversiteit geregeld in de perspectiefnota 2021. In deze perspectiefnota is namelijk een bedrag van incidenteel € 1,0 miljoen beschikbaar gesteld voor KOG, speeltoestellen en biodiversiteit voor een periode van ongeveer 4 jaar. Dit incidentele bedrag van € 1,0 miljoen is gestort in een nieuwe bestemmingsreserve “onderhoud en vervanging openbaar groen en speeltoestellen en biodiversiteit”.  Op deze manier (een nieuwe reserve) wordt de raad in de gelegenheid gesteld om de uitvoering te volgen. Dit betekent echter ook dat de betreffende jaarschijf uit het KOG ieder jaar bij de betreffende jaarbegroting via een raadsbesluit van dekking uit de bestemmingsreserve moet worden voorzien. Dat doen we dus nu.

 

In het vastgestelde uitvoeringsplan KOG is een kostenraming voor de komende 4 jaren in beeld gebracht. Op basis hiervan moet er voor het jaar 2021 een budget van € 251.935 beschikbaar worden gesteld en onttrokken worden uit de nieuwgevormde reserve:

 

2021

Invalshoek

1e Ambitie(s)

Kostenraming in €

KOG uitvoeringsprogramma

Leefbaarheid, biodiversiteit

46.300

Ontmoeten, spelen, sporten

Leefbaarheid

24.300

Berm,- sloot- en wadibeheer

Biodiversiteit, klimaatadaptatie

103.275

Omvormingen beheer en onderhoud

Beheerstechnische inrichting

58.060

Aansluiten civieltechnische projecten

Biodiversiteit, klimaatadaptatie

20.000

Totaal 2021

251.935

 

In het uitvoeringsplan KOG is een gedetailleerd overzicht opgenomen van projecten per kern.

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met de uitvoering van de jaarschijf 2021 uit het KOG en de kosten daarvan ten bedrage van € 251.935 te onttrekken aan de bestemmingsreserve onderhoud en vervanging openbaar groen en speeltoestellen en biodiversiteit.

Lokale lasten

Terug naar navigatie - Lokale lasten

In dit onderdeel 'Lokale lasten' geven we in het kort een overzicht van de gevolgen van de besluitvorming uit deze conceptbegroting voor de verschillende tarieven die van belang zijn voor de lokale lasten(druk).

 

Voor het indexeren van de ozb tarieven gaan we uit van het consumentenprijsindexcijfer over de periode juni tot en met juni voorafgaand aan het betreffende begrotingsjaar. Voor het jaar 2021 gaat het dus om het prijsindexcijfer juni 2019 – juni 2020. Deze prijsindex bedraagt 1,1%.

 

Daarnaast is als onderdeel van de ombuigingsmaatregelen besloten om extra ozb inkomsten te genereren door een extra structurele stijging van 1% per jaar met ingang van het jaar 2021. Daadwerkelijke besluitvorming hierover vindt van jaar tot jaar plaats in de desbetreffende jaarbegroting. In totaliteit bedraagt de stijging derhalve 2,1% wat betekent dat de onroerendezaakbelasting voor een woning met een gemiddelde woningwaarde van € 250.000 stijgt van € 326,40 in 2020 naar een bedrag van € 333,25 in 2021.

 

Voor de afvaltarieven hanteren we op basis van bestaand beleid 100% kostendekkendheid. Dat wil zeggen dat we de kosten die we maken voor de afvalinzameling en afvalverwerking doorberekenen in de tarieven. Voor het jaar 2021 zijn de verschillende tarieven als volgt vastgesteld:

 

Vastrecht €90
Bedrag per lediging grote bak €10,60
Bedrag per lediging kleine bak €6,50
Chipkaart lediging verzamelcontainer (bovengronds) €0,85
Chipkaart lediging verzamelcontainer (ondergronds) €1,20

 

De verhoging van het vastrecht met € 10 (van € 80 naar € 90) is een gevolg van hogere lasten en lagere inkomsten binnen het product afval. Vooral de problematiek van “vervuild” PMD wat afgekeurd wordt speelt ons parten. De afgekeurde PMD moet worden verwerkt als restafval wat hogere kosten met zich meebrengt. Als gevolg van deze afkeuring missen we ook de opbrengsten van “goedgekeurd” PMD. Daarnaast zorgen ook de ontwikkelingen van de papierinzameling voor tegenvallers binnen het product afval. Lagere inkomsten door de lagere papierprijs en hogere inzamelingskosten. De kosten van heffing en invordering door Noaberkracht pakken daarentegen lager uit dan voorgaande jaren. Omdat we kansen zien om het vervuilde en afgekeurde PMD terug te dringen merken we een deel van de hogere kosten en lagere inkomsten als incidenteel aan en dekken we deze uit de voorziening afval. Het gaat hier om een bedrag van ongeveer € 64.000.

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met de verhoging van het vastrecht met € 10 per aansluiting en een onttrekking aan de voorziening afval van € 64.000.

 

De hoogte van het rioolrecht is gebaseerd op het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2019-2023. Belangrijke input voor dit nieuwe GRP zijn de gevolgen van de zogenaamde klimaatadaptie. Tijdens een aantal informele en informatieve bijeenkomsten zijn de leden van de gemeenteraad hierover geïnformeerd. Tijdens deze bijeenkomsten is duidelijk geworden dat de gevolgen van de klimaatadaptie de nodige inspanningen en investeringen gaan vergen die ook geld gaan kosten en dus doorwerken in de tarieven. Een eerste inschatting gaat uit van een extra kostenpost vanaf 2019 van € 700.000.  We kiezen er voor deze kosten in afwachting van meer duidelijkheid nog niet door te berekenen in het tarief aan de burger. Dit is ook mogelijk omdat we beschikken over een specifieke reserve riool. Ook de inflatiecorrectie van 1,1% laten we in afwachting van meer duidelijkheid achterwege.

 

Voorgesteld wordt de hoogte van het rioolrecht voor het jaar 2021 ongewijzigd te laten ten opzichte van het jaar 2020.

 

Samenvattend ontstaat het volgende beeld van de verschillende tarieven en de lokale lastendruk voor het jaar 2021:

 

2019

2020

2021

verschil

 

 

 

 

in €

in %

OZB (woning € 250.000)

€ 315,00

€ 326,40

€ 333,25

€ 6,85

2,10%

Rioolrecht eigenaar

€ 263,80

€ 263,80

€ 263,80

€ 0,00

0,00%

Afval

 

 

 

 

 

 - vastrecht

€ 80,00

€ 80,00

€ 90,00

€ 10,00

12,50%

 

 

 

 

 

 

Totaal

€ 658,80

€ 670,20

€ 687,05

€ 16,85

2,51%

4. Incidenteel beschikbare algemene middelen waaronder de (belangrijkste) reserves

Incidenteel beschikbare algemene middelen waaronder de (belangrijkste) reserves

Terug naar navigatie - Incidenteel beschikbare algemene middelen waaronder de (belangrijkste) reserves

In deze paragraaf treft u een overzicht aan van onze beschikbare algemene incidentele middelen. Hierbij is rekening gehouden met de voorstellen zoals die eerder in dit hoofdstuk zijn gedaan. Voor een totaaloverzicht van al onze reserves (en voorzieningen) verwijzen wij u naar het overzicht reserves en voorzieningen dat als bijlage bij deze begroting is opgenomen. In dit totale overzicht zijn ook de reserves (en voorzieningen) opgenomen die op grond van eerdere besluitvorming door uw raad al van een bestemming zijn voorzien.

 

We beginnen echter met de zogenaamde programmagelden (project en procesgelden) voor de verschillende uitdagingen.

 

Programmagelden duurzaamheid

In de perspectiefnota 2021 is aangegeven dat we nog een bedrag aan programmagelden duurzaamheid beschikbaar is van € 579.000. Inmiddels hebben daar de volgende mutaties op plaatsgevonden:

 

Taakmutaties vanuit de algemene uitkering

 

Klimaatmiddelen Transitievisie Warmte (een deel naar Noaberkracht gegaan) € 159.000
Klimaatmiddelen Wijkaanpak € 10.000
Klimaatmiddelen Energieloketten € 25.000

 

Uitgaven

Inhuur externe expertise - € 11.000
Voorfase wijkplannen "van het gas af" - € 23.000
Totaal mutaties € 160.000

 

Hierna is het beschikbare bedrag € 739.000

 

Daarnaast blijkt het budget voor procesgeld thema duurzaamheid die eerder ten laste van de middelen voor duurzaamheid zijn gebracht niet volledig te worden aangewend. Deze vloeien dus weer terug naar de programmagelden. Het betreft hier een budget van € 25.000.

 

Een doorkijk naar de besteding van de programmagelen Duurzaamheid in 2021-2022:

 

Asbestregeling € 50.000
Oudere woningen verduurzamen € 100.000
Uitwerken participatie energietransitie € 200.000
Stimuleringsregeling zon op dak € 100.000
Wijkuitvoeringsplannen

€ 100.000

Communicatie en participatie € 40.000
Verduurzamen scholen en maatschappelijke instellingen € 30.000
Totaal € 620.000

 

De bedragen zijn indicatief en uitwisselbaar.

 

Na herschikking van budgetten en de doorkijk resteert er aan programmagelden Duurzaamheid een ruimte van € 144.000 voor eventuele initiatieven.

 

Project- en procesgelden maatschappelijk vastgoed in relatie tot demografie

In de perspectiefnota 2021 is aangegeven dat “na verplichtingen” er geen middelen resteerden aan programmagelden maatschappelijk vastgoed (project- en procesgeld). Tijdens het opstellen van deze begroting is de status hiervan ongewijzigd.

 

Project- en procesgelden inbreiding voor uitbreiding

In de perspectiefnota 2021 is aangegeven dat “na verplichtingen” nog een bedrag van €821.000 resteerde aan programmagelden inbreiding voor uitbreiding (project- en procesgeld). Tijdens het opstellen van deze begroting is de status hiervan ongewijzigd. Wel is het college van mening dat er naast aandacht voor inbreidingsplannen ook blijvend aandacht en ruimte moet zijn voor uitbreiding. Dit uiteraard om in de behoefte te voorzien. Het college zou daarom graag zien dat de omschrijving van deze gelden en daarmee ook de reikwijdte wat breder wordt getrokken zodat niet alleen voor initiatieven op het gebied van inbreiding een beroep op deze gelden kan worden gedaan maar ook voor initiatieven op het gebied van uitbreiding (bijvoorbeeld grondaankopen). Vandaar dat het college voorstelt de naam van de project- en  procesgelden te wijzigen in "programmagelden inbreiding en uitbreiding.

 

Voorgesteld wordt de naam en daarmee de reikwijdte van de bestaande project- en procesgelden inbreiding voor uitbreiding te wijzigen in programmagelden inbreiding en uitbreiding.

 

Daarnaast is er het beschikbaar gestelde bedrag van €500.000 voor de “stimuleringsregeling binnenstedelijke vernieuwing”. Het resterende deel van deze stimuleringsregeling is ongewijzigd ten opzichte van de perspectiefnota 2021. Restant €339.000.

 

Weerstandsvermogen (de algemene reserve)

Evenals voorgaande jaren blijven we in de begroting 2021 uitgaan van de vastgestelde ratio weerstandscapaciteit van 1,5. Deze ratio komt overeen met een benodigde en beschikbare weerstandscapaciteit van € 3.450.000. Dit is ruim € 1,5 miljoen lager dan de afgelopen jaren en dus ook lager dan waar we in de perspectiefnota 2021 rekening mee hebben gehouden. Belangrijkste reden voor deze lagere benodigde weerstandscapaciteit is het feit dat we het risico ”het niet kunnen verkopen van gemeentelijke vastgoed” naar beneden konden bijstellen om de simpele reden dat het gemeentelijk vastgoed in Tubbergen dat zou kunnen worden verkocht veel lager is dan aanvankelijk werd aangenomen. We lopen dus ook minder risico.

 

Daarnaast hebben zich na het vaststellen van de perspectiefnota 2021 aantal mutaties voorgedaan die we nu in beeld brengen.

Algemene reserve

  (bedragen x € 1.000)

Stand perspectiefnota

        4.950

Bij: winstnemingen grondcomplexen 2020

          -259

Bij: saldo 2e PJ 2020

              95

Herziene stand algemene reserve

        4.786

Ratio 1,4

        3.450

Surplus

        1.336

 

Conform bestaand beleid hevelen we het surplus (het deel boven de ratio van 1,5) van de algemene reserve over naar de reserve incidenteel beschikbare algemene middelen.

 

Voorgesteld wordt in te stemmen met de herziene stand van de algemene reserve en het surplus boven de vastgestelde ratio van 1,5 ten bedrage van € 1.336.000 over te hevelen naar de reserve incidenteel beschikbare algemene middelen.

 

Reserve riool

We hebben de beschikking over een incidenteel bedrag van € 1,5 miljoen om de gevolgen van de klimatologische omstandigheden (deels) op te vangen. Aangegeven is dat deze reservering wordt betrokken bij het opstellen van het nieuwe Gemeentelijke Rioleringsplan (behandeling gemeenteraad november 2018. Tijdens deze behandeling is heel nadrukkelijk de link gelegd met de zogenaamde “stress tests” . De eerste uitkomsten van deze “stress tests” geven een beeld van de noodzakelijke investeringen aan het rioolstelstel. De ruimte in het tarief en de middelen in deze reserve maken dat tariefstijgingen de komende jaren, anders dan de reguliere indexering volgens het CBS, achterwege kunnen blijven.


Extra weerstandsvermogen sociaal domein

We hebben in de begroting 2020 nog de beschikking over een bedrag aan extra weerstandsvermogen sociaal domein van € 513.000. Naast het opvangen van mogelijke risico’s als gevolg van de uitvoering van het bestaande beleid binnen het sociaal domein is deze reserve ook bedoeld om eventuele faseringsverschillen in de realisatie van het uitvoeringsplan sociaal domein te kunnen opvangen.

 

Reserve incidenteel beschikbare algemene middelen

In de perspectiefnota 2021 hebben we aangegeven dat we, rekening houdend met de voorstellen uit die perspectiefnota, nog de beschikking hebben over een reserve incidenteel beschikbare algemene middelen van € 2,069 miljoen.

 

Voor de duidelijkheid en volledigheid: in dit bedrag aan echte incidentele vrije ruimte is reeds rekening gehouden met de voorlopige reservering voor de nieuwe leaderperiode (€ 170.000) en de eenmalige bijdrage voor de Special Olympics (€ 28.000). Deze beide intensiveringen moeten echter nog wel van formele besluitvorming worden voorzien vandaar dat ze specifiek zijn opgenomen in de paragraaf incidenteel nieuw beleid eerder dit hoofdstuk.

 

Na vaststelling van de perspectiefnota hebben zich aantal mutaties voorgedaan die we nu in beeld brengen.

 

Reserve incidenteel beschikbare algemene middelen

 (bedragen x € 1.000)

Stand perspectiefnota

        2.069

Bij: surplus algemene reserve

        1.336

Herziene stand

        3.405

 

 

 - Nieuw beleid 2 jaar

          -628

 - Nieuw beleid incidenteel

          -227

Totaal nieuw beleid

          -855

 

 

Herziene stand na nieuw beleid

        2.550

 

Totaaloverzicht beschikbare algemene incidentele middelen

In deze paragraaf treft u een overzicht aan van de beschikbare algemene incidentele middelen. Hierbij is rekening gehouden met de verschillende voorstellen en denkrichtingen die in deze begroting zijn gedaan.

 

Beschikbare algemene incidentele middelen

Miljoen €

 - Weerstandcapaciteit ratio 1,5 (algemene reserve en reserve grondbedrijf)

3,450

 - Extra weerstandsvermogen sociaal domein

0,513

 - Reserve riool

1,500

 - Project- en procesgelden duurzaamheid

0,144

 - Project- en procesgelden maatschappelijk vastgoed in relatie tot demografie

0,000

 - Project- en procesgelden inbreiding voor uitbreiding

0,820

 - Reserve incidenteel beschikbare algemene middelen

2,550

Totaal beschikbare algemene incidentele middelen

8,977