In deze paragraaf treft u een overzicht aan van de verschillende mutaties op basis van bestaand beleid. Dit kunnen autonome ontwikkelingen zijn of zaken waarover reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden.
Mutaties bestaand beleid (bedragen x €1.000) |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
Meicirculaire 2022 |
|
|
|
|
- hogere algemene uitkering |
1.258 |
1.970 |
2.605 |
1.147 |
- op te nemen taakmutaties |
-50 |
-50 |
17 |
19 |
- op te nemen stelposten |
-1.051 |
-1.166 |
-1.561 |
-1.971 |
Onroerendezaakbelasting - indexeren volgens CBS |
412 |
422 |
429 |
438 |
Prijsindexatie/inflatie |
|
|
|
|
- totale structurele kosten |
-972 |
-958 |
-974 |
-981 |
- inzet stelpost |
972 |
958 |
974 |
981 |
- incidentele prijsstijging wegen |
-622 |
|
|
|
- onttrekking aan reserve |
622 |
|
|
|
Volumeontwikkelingen/areaalaanpassing |
18 |
18 |
18 |
18 |
Lagere omslagrente |
60 |
60 |
60 |
60 |
Overige kleine verschillen |
-26 |
2 |
2 |
-18 |
|
|
|
|
|
Totaal mutaties bestaand beleid |
621 |
1.256 |
1.570 |
-307 |
Toelichtingen op mutaties bestaand beleid
Meicirculaire 2022
De belangrijkste onderwerpen in deze meicirculaire zijn de (herverdeeleffecten als gevolg van de) herijking van het gemeentefonds en de gevolgen van de voorjaarsnota van het Rijk met daarin de energietoeslag, extra middelen 2023 voor de jeugdzorg, de opschalingskorting en de accressen.
Met een aantal van deze onderwerpen hadden we in de begroting 2022 en de financiele tussenrapportage al rekening gehouden. Zo hadden we de extra middelen voor jeugdzorg al voor 75% meegenomen in onze meerjarenbegroting. Dit blijven we ook voor de komende jaren doen. De definitieve verdeling van € 1.445 miljoen voor het jaar 2023 ter compensatie van de tekorten in de jeugdzorg is echter wel volledig in deze meicirculaire opgenomen. Dit levert voor het jaar 2023 een voordeel op van € 266.000. Voor de jaren vanaf 2024 blijven we in afwachting van meer duidelijkheid uitgaan van een raming van 75%. Het kabinet gaat de komende tijd met gemeenten en andere relevante partijen verder in gesprek over de Hervormingsagenda Jeugd, die moet bestaan uit een combinatie van een set van kostenbesparende maatregelen en een financieel kader waarmee een structureel houdbaarder jeugdstelsel wordt gerealiseerd. Bij het afsluiten van de Hervormingsagenda zal het kabinet ook besluiten over de extra middelen voor 2024 en verder die aan gemeenten beschikbaar gesteld worden. Het advies van de Arbitragecommissie c.q. de Commissie van Wijzen vormt het uitgangspunt.
De oploop van de opschalingskorting is geschrapt voor de duur van de kabinetsperiode. Eerder was de oploop van de opschalingskorting al bevroren voor de jaren 2020 tot en met 2022. Deze stand wordt bevroren tot en met 2025. Met als gevolg dat de korting in de jaren 2023 tot en met 2025 wordt teruggeboekt, maar de reeks eindigt in een korting van € 975 miljoen cumulatief in 2026. In de begroting 2022 en de financiële tussenrapportage 2022-2026 is hier reeds mee rekening gehouden. De meicirculaire 2022 verandert hier dus niets aan. Ook niet aan de verslechtering in 2026 die voor Tubbergen € 660.000 structureel bedraagt.
Ook met de herverdeeleffecten als gevolg van de herijking van het gemeentefonds hadden we in eerdere P&C-documenten al rekening gehouden In de financiële tussenrapportage 2022-2026 hebben we het nadelige herverdeeleffect ingeschat op een nadeel van € 15 per inwoner. De uiteindelijke herverdeeleffecten van de herijking van het gemeentefonds komen voor de gemeente Tubbergen volgens de meicirculaire neer op een nadeel van € 25,67 per inwoner. Voor het herverdeeleffect wordt een ingroeipad gehanteerd om te bewerkstelligen dat het herverdeeleffect gefaseerd tot stand komt. Het ingroeipad wordt voor alle gemeenten voor het jaar 2023 op maximaal € 7,50 per inwoner gezet. Ook is het ingroeipad beperkt tot drie jaar. Na drie jaar bedraagt het maximaal voor- of nadelig herverdeeleffect voor een gemeente maximaal € 37,50 per inwoner (voor Tubbergen dus € 25,67 per inwoner).
Financieel betekent dit de volgende verslechtering:
Herverdeeleffect herijking |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
Nadeel van € 25,67 per inwoner |
-547 |
-547 |
-547 |
-547 |
Suppletieuitkering |
387 |
68 |
0 |
0 |
Budgettair effect |
-160 |
-479 |
-547 |
-547 |
Reeds verwerkt - nadeel van € 15 per inwoner |
158 |
315 |
315 |
315 |
Budgettaire verslechtering |
-2 |
-164 |
-232 |
-232 |
Deze budgettaire verslechtering maakt onderdeel uit van de meicirculaire 2022 en wordt nu dus opgenomen in de (meerjaren) begroting.
Ook het accres maakt een belangrijk onderdeel uit van de meicirculaire. Accres betekent letterlijk: aangroei, aanwas, toename, vermeerdering. Maar het wordt in het kader van de begroting van de overheid gebruikt voor zowel stijging als daling van het gemeentefonds en de algemene uitkering aan de gemeenten uit dat fonds. Extra uitgaven en bezuinigingen door de rijksoverheid hebben direct invloed op de omvang van het gemeentefonds. Ze krimpen of groeien mee met de rijksuitgaven (samen de trap op, samen de trap af). Deze beweging heet accres. In de meicirculaire 2022 is het accres zeer behoorlijk te noemen. Dit is vooral een gevolg van de geplande extra uitgaven en investeringen door het nieuwe kabinet Rutte IV die dus volgens de "samen de trap op, samen de trap af systematiek" voor een deel doorwerken in de omvang van het gemeentefonds. Het is gezien de omvang van deze geplande extra uitgaven en investeringen door het Rijk nog maar de vraag of dat allemaal conform planning lukt. Indien dat niet lukt dan houdt het Rijk dus geld over (onderuitputting), wat betekent dat het gemeentefonds via nacalculatie minder groeit dan verwacht. Dit is de laatste jaren vaker gebeurd vandaar dat wij menen er verstandig aan te doen om uit te gaan van een onderuitputting bij het Rijk van 20% en dus van een minder hoge groei van het gemeentefonds. Dit betekent lagere algemene uitkering die varieert van € 478.000 in 2023 tot een bedrag van € 522.000 in 2026.
Onroerendezaakbelasting (ozb)
Voor de indexering van de ozb gaan we uit van het consumentenprijsindexcijfer van het CBS over de periode juni-juni voorafgaand aan het betreffende begrotingsjaar. Dit cijfer komt voor het begrotingsjaar 2023 uit op een percentage van 9,9%. Daarnaast houden we op grond van eerdere besluitvorming rekening met een extra verhoging van 1%. Op grond van hiervan worden de ozb-tarieven zodanig aangepast dat voor 2023 een meeropbrengst van 10,9% (exclusief areaaluitbreiding) wordt gerealiseerd. Dit levert een structurele meeropbrengst op van € 412.000. In de paragraaf specifieke mutaties onder de noemer lokale lastendruk brengen we in beeld wat de gevolgen zijn voor de inwoners.
Prijsindexatie/inflatie
De gevolgen van de hoge prijzen (inflatie) zijn ook binnen de begroting van de gemeente Tubbergen voelbaar. In totaliteit gaat het voor het jaar 2023 om een bedrag van € 1.594.000, waarvan we een bedrag van € 622.000 als incidenteel aanmerken. Dit incidentele deel heeft vooral betrekking op de extreem hoge indexcijfers voor het onderhoud van asfaltverharding. De algehele verwachting is dat deze extreem hoge indexcijfers de komende jaren weer zullen normaliseren, wat betekent dat het dekken van deze incidentele last voor het jaar 2023 via de reserves is gerechtvaardigd. Het hierna resterende deel van de gevolgen van de inflatie ten bedrage van € 972.000 heeft een structureel karakter en brengen we ten laste van de gereserveerde stelpost. Hierna resteert voor het jaar 2023 nog een stelpost prijscompensatie van € 93.000 die we vooralsnog intact laten om zodoende mogelijke verdere gevolgen van prijsstijgingen te kunnen opvangen. Hierbij denken we vooral aan energie en dan met name gas.
Volumeontwikkelingen/areaalaanpassing
In onze (meerjaren)begroting houden we rekening met een jaarlijkse structurele stelpost voor areaalaanpassing (volumeontwikkelingen) van € 30.000. Voor het jaar 2023 moeten we deze stelpost aanspreken voor een bedrag van ruim € 12.000 voor een groei van het areaal op het gebied van vooral groen en grijs (wegen). Dit betekent dat een bedrag van € 18.000 terug kan vloeien naar de algemeen middelen.
Lagere omslagrente
De rente die we op begrotingsbasis doorbelasten aan de verschillende investeringen is lager dan de daadwerkelijke rente die we betalen aan de geldverstrekkers. Dit wordt vooral veroorzaakt door een minder hard stijgende rente dan waarmee we in onze meerjarenbegroting rekening hadden gehouden.
Overige kleine verschillen
Het betreft hier meerder kleine(re)verschillen.
Voorgesteld wordt in te stemmen met de aangegeven mutaties op basis van bestaand beleid en deze te verwerken in het herziene meerjarige saldo.
|
Rekening houdend met de aangegeven en toegelichte mutaties bestaand beleid ontstaat het volgende herziene meerjarige saldo:
(bedragen x €1.000) |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
Herzien meerjarig saldo financiële tussenrapportage 2022-2026 |
1.097 |
1.114 |
1.680 |
1.076 |
Financiële paragraaf coalitieakkoord |
-928 |
-938 |
-958 |
-978 |
Totaal mutaties bestaand beleid |
621 |
1.256 |
1.570 |
-307 |
Herzien meerjarig saldo na mutaties bestaand beleid |
790 |
1.432 |
2.292 |
-209 |